< img height="1" width="1" style="display:none" src="https://www.facebook.com/tr?id=644575994552198&ev=PageView&noscript=1" />
Speak Swedish With AI
Discover the power of learning Swedish through SpeakPal's AI Language Learning platform. Whether you're a beginner or an advanced learner, our personalized lessons and interactive chat with an AI language tutor make mastering Swedish enjoyable and effective. Dive into cultural richness and global connections—SpeakPal is your gateway to fluency!
AI Language Learning: Examples of Swedish Grammar
(Bijvoeglijke naamwoorden): stor, liten, vacker
1.“Hunden är stor.” (De hond is groot.)
2.“Detta är en vacker bok.” (Dit is een prachtig boek.)
(Bijwoorden): snabbt, långsamt, ofta
1.“Hon springer snabbt.” (Ze rent snel.)
2.“Han talar långsamt.” (Hij praat langzaam.)
(Artikelen): en, ett, den
1.“Han har en bok.” (Hij heeft een boek.)
2.“Detta är den staden jag kommer från.” (Dit is de stad waar ik vandaan kom.)
(Zelfstandige naamwoorden): hund, stad, bok
1.“Hunden är mycket stor.” (De hond is erg groot.)
2.“Jag bor i en stor stad.” (Ik woon in een grote stad.)
(Voorzetsels): på, under, bredvid
1.“Boken är på bordet.” (Het boek ligt op tafel.)
2.“Hunden ligger under bordet.” (De hond zit onder de tafel.)
(Voornaamwoorden): han, den, några
1.“Han är min vän.” (Hij is mijn vriend.)
2.“Jag vill ha några böcker.” (Ik wil wat boeken.)
(Zinstructuur): Jag äter, Hon springer, Vi tänker
1.“Jag äter ett äpple.” (Ik ben een appel aan het eten.)
2.“Vi tänker på dig.” (We denken aan jou.)
(Gespannen vergelijking): springer, sprang, kommer att springa
1.“Han springer varje dag.” (Hij rent elke dag.)
2.“Han kommer att springa imorgon.” (Hij gaat morgen rennen.)
(Stenses) Indicative: arbetar, arbetade, har arbetat
1.“Jag arbetar nu.” (Ik ben nu aan het werk.)
2.“Han har arbetat hela dagen.” (Hij heeft de hele dag gewerkt.)
(Tijden (conjunctief)): må, skulle arbeta, hade sprungit
1.“Han må vinna.” (Misschien wint hij.)
2.“Jag hade sprungit.” (Ik was weggelopen.)
(Werkwoorden): springa, se, komma
1.“Vi borde springa nu.” (We moeten nu vluchten.)
2.“Kan du se det?” (Kun je het zien?)
Learn Swedish Tongue Twisters and Master Grammar
1. Sju sjösjuka sjömän sköttes av sjutton sköna sjuksköterskor på skeppet Shanghai.
Vertaal: Zeven zeezieke zeelieden werden verzorgd door zeventien prachtige verpleegsters op het schip Shanghai.
2. Flyg fula fluga flyg, och den fula flugan flög.
Vertaal: Vlieg, vlieg, vlieg, en de lelijke vlieg vloog.
3. Packa pappas kappsäck.
Vertaal: Pak papa's koffer in.
4. Sex laxar i en laxask.
Vertaal: Zes zalmen in een zalmdoos.
5. Har herrarna håriga öron?
Vertaal: Hebben de heren harige oren?
6. Får får får? Nej, får får inte får, får får lamm.
Vertaal: Krijgen schapen schapen? Nee, schapen krijgen lammetjes.
7. Sju sjösjuka sjömän på skeppet Shanghai.
Vertaal: Zeven zeezieke zeelieden op het schip Shanghai.
8. Kvistfritt kvastskaft, kvastskaft kvistfritt.
Vertaal: Knoopvrije bezemsteel, bezemsteel knoopvrij.
9. Goddag yxskaft.
Vertaal: Goede dag, bijlhandvat.
10. Den knoppande knopparn knoppade knopparna.
Vertaal: De ontluikende knop heeft de knoppen doen ontluiken.
11. Max lappar klappar klapp Max lapp.
Vertaal: Max patches klappen klappen Max patch.
12. Två tjuvar tjattrar så illa, tjattrar så illa två tjuvar.
Vertaal: Twee dieven kletsen zo slecht, twee dieven babbelen zo slecht.
13. Står det fyra flygfärdiga flyktingar i fyran?
Vertaal: Zijn er vier vluchtklare vluchtelingen in nummer vier?
14. Bra bröd blir bakat av bagarbarnens bagare, barnens bagarbarn.
Vertaal: Goed brood wordt gebakken door de kinderbakker van de bakker, de kinderen van de kinderbakker.
15. Kopparröd, kopparröd, kopparröd.
Vertaal: Koperrood, koperrood, koperrood.
Zweeds leren >
SpeakPal Startpagina >
Probeer Speak Pal >
+
Speakpal APP
1
Tik
2
Tik op Toevoegen aan startscherm